Word nu seizoenpashouder
van Literair Café Venray!
Klik hier

Uitgelezen?! december 2023

…. voor wie schrijven …. ? 

Lezen doe ik al vanaf dat ik de letters (her)ken. Ik leerde hardop lezen van de juf in de klas. Later leerde ik, dat je ook kunt stillezen, dan heeft niemand last van jou en andersom ook. Tegenwoordig lees ik stil zelfgekozen boeken en boeken door anderen aangeraden. Bijvoorbeeld door leden van de leeskringen waarin ik zit. Wij lezen bij voorkeur hedendaagse Nederlandse literatuur en af en toe een klassiekertje tussendoor: Van der Heijden, Wolkers, ‘t Hart, Japin, Haasse, Siebelink. Van dit soort.
Het laatst door ons gelezen en besproken boek is ‘Birk’ van Jaap Harten. Eerder lazen we van Hem  ‘Zomervacht’. Op het einde hiervan maakte Mari de opmerking: ”Ik denk, dat jongeren zo weinig lezen, omdat tegenwoordig zo veel boeken over een ellendige jeugd gaan.” “Zou zomaar kunnen”,  is iemands enige en flauwe reactie.
Later, ik keek welk boek we verder gingen lezen, dat was ‘Ik ben er niet’ van Lize Spit: ‘De Brusselse Leo is tien jaar samen met haar vriend Simon. Verbonden door een, daar gaan we weer: moeizame jeugd, ……’. Het zal eens niet! We lazen van Lize Spit eerder al, ‘Het smelt’, over een gruwel van een jeugd. Zou het dan toch zo zijn? Hebben jongeren echt geen zin in boeken, waarin de schrijvers het alleen hebben over een ‘hun ellendige jeugd’ en de daaruit voortvloeiende latere trauma’s?
De Coming of age-roman, die de psychologische en morele groei van een persoon beschrijft, van de jeugdjaren tot volwassenheid. Wat heb ik zelf allemaal nog gelezen? Van Mirthe van Doornik, ‘Moeders van anderen’; ‘Confrontaties’ van Simone Atangana Bekono; ‘Mijn lieve gunsteling’ en ‘De avond is ongemak’ van Marieke Lucas Rijneveld; ‘Kinderen van het ruige land’ van Auke Hulst; ‘Vallen is als vliegen’ en ‘Koudvuur’ van Manon Uphoff; ‘Dat beloof ik’ van Roxane van Iperen en Griet Op de Beeks, ‘Het beste wat we hebben’.
Deze reeks kan ik zonder veel en ver zoeken aanvullen met Kim van Kootens ‘Lieveling’; Marlies Siegers’, ‘Grenzeloos’; Jeroen Brouwers’, ‘Het hout’; Carry Slee’s, ‘Paniek’; Sara Kroos’, ‘Rood is ja’; Wieke Harts, ‘Strafkind’. Lucia van den Brinks, ‘De geur van een moeder’; Wouter Springers ‘Jij bent van mij’; Maurits de Bruijns ‘Broer’; Koen Caris’ ‘Stenen eten’ en Ingrid Kluvers’ ’Luikend’.                    De auteurs zelf, maar vooral hun uitgevers prijzen deze boeken aan als ‘geschikt voor de jeugdige en jonge lezers’. Oek de Jong zei het eens zo: “Schrijvers kunnen tegenwoordig alleen nog maar schrijven over alle ellende meegemaakt in hun jeugd en hun daaruit voortgekomen trauma’s. Fictie schrijven lukt heel veel schrijvers blijkbaar niet (meer).
Inmiddels is wel duidelijk geworden, dat boeken óver jongeren niet altijd boeken vóór jongeren hoeven te zijn. Jonge lezers en jonge niet-lezers hebben duidelijk geen zin in dit soort boeken. geen boeken over een ellendige jeugd, maar ‘fantasy-verhalen’, de imaginaire wereld, niet de echte.  Blijft de vraag: Moet een schrijver met (uitsluitend) oog voor zichzelf schrijven óf met (ook) oog voor diens (mogelijke ook jonge) lezers?

Jan Thijssen (bestuurslid Literair Café Venray)