Uitgelezen?! Het kinderboek, een herwaardering
Het kinderboek, een herwaardering …
Iedereen van ons weet nog wel de titels of de naam van de hoofdfiguur van een boek in zijn jeugd gelezen. Ik ook. Oki en Doki, Tup en Joep, Pinkeltje, Wipneus en Pim, Jip en Janneke, Loekie de Eekhoorn, Floddertje, Ibbeltje, Pluk van de Petteflet, De Kameleon, Arendsoog en Witte Veder, Pietje Bell, Dik Trom, De scheepsjongens van Bontekoe, Pim Pandoer, Bas Banning, en een scala aan allerhande verhalen en sprookjes. Verhalen, die toen al een diepe en onuitwisbare indruk op mijn nog ‘open mind’ hebben gemaakt.
Ik weet, dat ik, zonder dat ik deze boeken voorgelezen of om zelf te lezen had gekregen, nooit de liefhebber van boeken, lezen en literatuur was geworden, die ik nu ben. Veel van de genoemde kinderboeken deugen volgens het hedendaags, waarschijnlijk onbelezen, wokersgilde van geen kant meer. Vanwege discriminatie, racisme en stereotypering van negers (Henri Arnoldus) en van de indiaan Witte Veder (J. en P. Nowee). Om de rolbevestiging bij Jip en Janneke: Mama thuis bij de kindertjes en papa elders aan het werk (Annie M.G. Schmidt): Jongens die stoere en meisjes die alleen brave avonturen beleven (A. van Aardenburg, Carel Beke); Vanwege historische onjuistheden, anachronismen en kolonialisme (Johan Fabricius). Seksueel grensoverschrijdend gedrag Doornroosje en Sneeuwwitje aangedaan, beiden worden gekust door een man die hier niet eerst toestemming voor vroeg). Sprookjes waarin altijd vrouwen de boze heks, boze stiefmoeder of dito fee zijn. Sinterklaas en Zwarte Piet-verhalen die kinderen onnodig bang maken. En een Leidse biologe: Er moeten vooral meer sprookjes met ongewervelde dieren geschreven worden, want 98% van alle dieren is immers ongewerveld. Bla, bla …. !
Maak je hierover vooral niet druk. Ook kinderen geloven niet alles wat ze voorgelezen krijgen of zelf lezen. Al lezend komt bij kinderen het verstand en inzicht met de jaren. Kinderen ontwikkelen zich al lezend naar hun volwassenheid. Door het kennisnemen van, kennismaken met allerlei verschillende verhalen leren ze zichzelf en hún wereld, en dé andere werelden kennen. Door lezen vormt zich bij kinderen geleidelijk een eigen kritisch en onderscheidend vermogen.
Waar we ons wél zorgen over moeten maken? Dat de gemiddelde pabo-student nauwelijks tot geen (kinder)literatuur leest. Deze latere leerkracht is incompetent zijn leerlingen aansprekende boeken voor te leggen, omdat hij die zelf niet kent. Om bij kinderen het lezen, lees: leesplezier, te vormen en te bevorderen. Kinderen weer (met plezier) te laten lezen begint met de student op de Pabo!
Het kinderboek en de kinderboekenschrijver zijn al heel lang toe aan een herwaardering. Hiervoor is een Kinderboekenweek en wat prijzen voor kinderliteratuur zijn bij lange na niet afdoende. Het schrijven van een kinderboek is zeker niet makkelijker dan van een roman voor volwassenen. Het vertellen, het schrijven van het verhaal gaat wellicht sneller, omdat het korter is, maar het is zeker niet eenvoudiger. Immers de schrijver van een kinderboek moet het doen met veel minder woorden. Hij moet zowel de volwassene, die dit boek voor zijn of haar kinderen koopt, als de kinderen, die dit boek gaan lezen of voorgelezen krijgen, aanspreken en boeien.
Er is maar één literatuur en daarvan maakt de kinderliteratuur volledig deel uit en is zij evenwaardig aan de ‘grote’, de volwassenenliteratuur. De kinderliteratuur is zeker geen ‘minder’ sub-genre. Daarvoor is (het lezen van) deze literatuur te belangrijk. ‘Geen kinderen die lezen, geen volwassenen die lezen’. Literatuurwetenschappers moeten zich daarvan eens bewust gaan worden zijn en de kinderliteratuur en de schrijvers daarvan evenredig, volledig én zeker evenwaardig in de door hen te schrijven literatuurgeschiedenissen gaan opnemen.
Jan Thijssen (Bestuurslid Literair Café Venray)