Word nu seizoenpashouder
van Literair Café Venray!
Klik hier

Uitgelezen?! juli 2022

Tour de France

Afgelopen zondag is de 109e editie van de Tour de France in Parijs geëindigd met als winnaar de Deen Jonas Vingegaard. In vroeger jaren, toen Nederlandse wielrenners nog grootse successen behaalden in de Tour, was ik een fanatiek liefhebber. Met name de bergetappes volgde ik op de voet, indien die werden uitgezonden. Dat waren de jaren van Gerrie Kneteman, Jan Raas, Hennie Kuipers, Joop Zoetemelk, en uiteraard ook onze plaatsgenoot Peter Winnen.

Eén van de legendarische beklimmingen in de Tour is die van de Mont Ventoux. In de Tour van 1967 (13 juli 1967) is op deze berg overleden de Britse wielrenner Tommy Simpson. Nadat hij in de beklimming een tweede maal was gevallen raakte hij bewusteloos. Een combinatie van extreme hitte (42˚ C), uitputting, uitdroging, gebruik van doping, en de onwrikbare wil ‘nooit te willen opgeven’, is hem fataal geworden. Onderweg in een helikopter naar het ziekenhuis in Avignon is hij gestorven. Op de flanken van de ‘kale berg’, zoals de Mont Ventoux ook wel genoemd wordt, is een monument ter nagedachtenis opgericht.

In de Nederlandse poëzie wordt de ‘kale berg’ geëerd met een bekend gedicht van de dichter Jan Kal:

 

Mont Ventoux

 Dichten is fietsen op de Mont Ventoux,
waar Tommy Simpson toen is overleden.
Onder zo tragische omstandigheden
werd hier de wereldkampioen doodmoe.

Op deze col zijn velen losgereden,
eerste categorie, sindsdien tabu.
Het ruikt naar dennengeur. Sunsilk Shampoo,
Die je wel nodig hebt, eenmaal beneden.

Alles is onuitsprekelijk vermoeiend;
de Mont Ventoux op fietsen wel heel erg,
waarvoor ook geldt: bezint eer gij begint.

Toch haal ik, ook al is de hitte schroeiend,
de top van deze kaalgeslagen berg:
ijdelheid en het najagen van wind.

Jan Kal

 

Nu lijkt mij dichten toch iets minder vermoeiend dan het bedwingen van de Mont Ventoux op de fiets. Maar goed; ieder het zijne. Voor anderen zal dat wellicht omgekeerd zijn.
Over wielrennen gesproken: op internet trof ik het onderstaande gedicht aan getiteld ‘Wielrennen’, wat ik u niet wil onthouden.

Wielrennen

Wielrennen is een raar woord
want het voordeel van wielen
is juist dat je niet hoeft te rennen
behalve wanneer je het wiel als hoepel
voor je uitrolt.

 Het komt van vroeger, zeggen ze
toen de eerste fietsen loopfietsen waren
waarop je zittend moest rennen
als een kleuter.

Hoewel je het, zoals zij bewegen
beter wiellopen kunt noemen
want erg snel gaat het niet.

En het vreemde van wielrennen is verder
dat de meeste liefhebbers
er diep onderuitgezakt
op de bank naar kijken.

© Rian Visser
Eerder verschenen in Querido’s poëziespektakel 3, Wie heeft er hier met verf lopen smijten?

Zo kun je er natuurlijk ook tegenaan kijken. ‘Het zit op de bank en het zapt’, zoals Yvonne Kroonenberg het uitdrukte. Als jongeling heb ik, samen met een vriend, eens enkele bergetappes van de Tour gevolgd. Bij de Alpe d’Huez mochten we met de auto de berg niet op. Dan maar lopen: elf bloedhete kilometers. En na afloop ook te voet terug. Onze tent stond op de camping in het dal. Dat waren nog eens echte liefhebbers jaren. Toen wel!

André Leijssen