Word nu seizoenpashouder
van Literair Café Venray!
Klik hier

Uitgelezen?! maart 2021

Eenzaamheid

In deze tijd van de pandemie met haar maatregelen, bedoeld om contacten tussen mensen zoveel mogelijk te beperken teneinde de verspreiding van het corona-virus tegen te gaan, leven steeds meer mensen noodgedwongen in afzondering of met zeer beperkte contacten. Het probleem van vereenzaming wordt erger in intensiteit en in omvang, vooral onder ouderen en jongeren. In de literatuur komt die problematiek reeds lang voor in romans en gedichten. Enige Nederlandse voorbeelden die het thema eenzaamheid tot onderwerp hebben zijn: Anna Blaman: ‘Eenzaam avontuur’ (roman); Connie Palmen: ‘Het geluk van de eenzaamheid’ (essay); Adriaan van Dis: ‘In het buitengebied’ (roman).

De Nederlandse historicus en socioloog P.J. Bouwman heeft een boek geschreven met als titel: ‘Revolutie der eenzamen’. Het boek bevat verhalen over mensen die leefden in de eerste helft van de 20e eeuw. Mensen die zijn losgeraakt van hun traditionele wortels, die op drift zijn geraakt en hun heil vinden in nieuwe bewegingen en ideologieën. Uiteindelijk hebben deze bewegingen catastrofale gevolgen in de vorm van de 1e en 2e wereldoorlog, met miljoenen slachtoffers.

De dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) heeft in deze tijd geleefd. Eén van de thema’s in zijn poëzie is de mens in een ontmenselijkte, technologische wereld. De mens die zich verlaten voelt, in de steek gelaten, los van zijn wortels, zijn veiligheid is kwijtgeraakt, als een dolende in een vreemde wereld verdwaald is geraakt. Dat roept gevoelens van eenzaamheid op, en dat thema komt regelmatig terug in de gedichten van Nijhoff. De eerste regel van het eerste gedicht in zijn eerste bundel luidt: ‘Mijn eenzaam leven wandelt in de straten’. In een eerdere column heb ik deze al eens aangehaald. Hier een ander gedicht van Nijhoff, waarin de eenzaamheid wordt verwoord.

Het souper

’t Werd stil aan tafel. ’t Was of wijn en brood
Werd neergeslagen uit de greep der handen.
De kaarsvlam hing lang-wapperend te branden
En ’t raam sprong open door een donkren stoot.

Als water woelden in de nacht de landen
Onder het huis; wij voelden hoe een groot
Waaien ons aangreep, hoe de wieken van de
Vaart van de tijd ons droegen naar de dood.

Wij konden ons niet bij elkaar verschuilen:
Een mens, eenzaam, ziet zijn zwarte eenzaamheid
Dieper weerkaatst in de oogen van een ander —

Maar als de winden langs de daken huilen,
Vergeet, vergeet waar ons zwak hart om schreit,
Lach en stoot glazen stuk tegen elkander.

Uit: Martinus Nijhoff: Vormen (1924).

Hoe eenzaam kan een mens zijn:

  • In stellende trap: ‘Een mens, eenzaam’
  • In vergrotende trap: ‘ziet zijn zwarte eenzaamheid’
  • In overtreffende trap: ‘Dieper weerkaatst in de ogen van een ander’.

Eenzamer kan een mens niet zijn. Zelfs in gezelschap, of juist in gezelschap, van anderen kan een mens eenzaam zijn. En juist tijdens een samenzijn dat verbondenheid en gezelligheid veronderstelt: de avondmaaltijd waar mensen gezamenlijk aan tafel zitten.

In haar lied ‘Mag ik dan bij jou’ zingt Claudia de Brey: ‘Mag ik dan bij jou schuilen als het nergens anders kan’. Nijhoff stelt vast: ‘Wij konden ons niet bij elkaar verschuilen’.

Hoeveel van onze ouderen kunnen zich niet bij elkaar verschuilen?

Hoeveel van onze jongeren kunnen zich niet bij elkaar verschuilen?

André Leijssen,
Bestuurslid van Stichting Literair Café Venray.